KORTE VERHALEN

 

 

DE OOGARTS EN DE LENZEN

 

Ik had weer mijn jaarlijkse oproep van het Oogziekenhuis in Rotterdam gekregen om op consult te komen. Die bewuste dag toog ik rondom acht uur in de morgen er naar toe, expres wat vroeg omdat het parkeren daar altijd wel een probleem oplevert. Wonder bij wonder vond ik al gauw een plaatsje en was ik vroeg genoeg om nog even wat te drinken in het restaurant. Als ik ergens een afspraak had, dan was ik altijd veel te vroeg, want ik hield er niet van hijgend en puffend ergens op het laatste nippertje binnen te komen.

Verder had mijn vader mij een levenslang trauma bezorgd door als ik als kind maar twee minuten te laat thuiskwam dan afgesproken, hij mij altijd een irritante, ellenlange preek bezorgde van ‘afspraak is afspraak en je kan later ook niet te laat bij je baas komen’. Het was er zo ingeprent dat ik op wat voor afspraak dan ook altijd ruim een uur te vroeg was.

Na de welkome verfrissing ging ik  op zoek naar de afdeling waar ik moest zijn en die had ik al gauw op de eerste verdieping gevonden. Het was ook maar goed dat ik zo vroeg was, want de baliemedewerkster zei dat ik eerst een scan moest laten maken en wees me waar ik moest zijn. Gezien mijn ervaringen met scans voor andere aandoeningen, had ik zo’n enorm apparaat in mijn gedachten, waarin ik dan weer doodstil zou moeten liggen. Het bleek gelukkig gewoon een apparaat op een tafel te zijn en voor ik het wist stond ik alweer op de gang en kon ik terug naar de vorige afdeling. De vrouw naast me knoopte een gesprekje aan en voor ik het wist werd ik overladen door de vreselijkste ziektes die ze moest hebben en waar ik nu even niet op zat te wachten. Ik had immers al genoeg aan mezelf in de vervelende periodes van mijn leven waardoor ik de afgelopen tijd helaas had moeten gaan.

 

Niet lang daarna werd ik gelukkig gered door de oogarts die mij binnenriep.
Na bestudering van mijn scan zei hij me dat ik een afwijking in mijn linkeroog had en dat een contactlens het zicht nog meer zou kunnen verscherpen dan mijn bril. Mijn verbazing was groot, daar die afwijking nooit eerder was ontdekt en ik vroeg hem wat ik dan wel opeens voor oogafwijking had en hoe ik daaraan kwam. Hij liet me een rood rondje op de scan zien en zei ‘kijk, hier zit het, dat noemen we een bergje en dat is een afwijking die je zomaar kan hebben’.

Ik zei hem dat een contactlens me helemaal niets leek, omdat ik al zo gevoelig op mijn ogen ben en als je maar naar mijn kijkers wijst, dan begin ik al te knipperen.

Nu was het mij wel opgevallen dat ik tijdens het autorijden, met name de plaatsnaamborden en de kentekens van andere auto’s, pas kon zien als ik er dichtbij was. Op zijn dringende advies wendde ik mij dus toch maar tot de afdeling op de begane grond, die daarin gespecialiseerd moest zijn.
Daar het er erg rustig was hoopte ik meteen behandeld te kunnen worden, maar na registratie van al mijn gegevens, kon ik helaas alleen een afspraak maken voor over twee weken.

 

Op de dag van de afspraak reed ik opnieuw naar Rotterdam, natuurlijk weer vroeg genoeg om op mijn gemak een parkeerplaatsje te kunnen vinden en bij te komen van de rit.

Nadat ik een poosje in de wacht zat, kwam er een medewerkster naar me toe die me zei dat ze eerst gingen lunchen. Nu hebben ze daar natuurlijk het volste recht toe, dat begrijp ik ook wel met mijn volle verstand, maar ik had er toch enigszins de pee in,  daar ik had gehoopt gauw klaar te zijn.

Nadat hun lunch voorbij bleek te zijn, werd ik opgehaald door een mevrouw, die mij uitgebreid onderwierp aan allerlei testen met steeds verschillende glaasjes. O, wat haatte ik een dergelijke methode toch altijd. ‘Is dit scherper of dit?’ Ja, op den duur ben je helemaal kierewiets en weet je het gewoon niet meer. Dan is het steeds maar: ‘mag ik die vorige nog even zien en nu even weer de volgende alstublieft en oh, toch nog even terug’ en uiteindelijk kies je er dan maar eentje.

Er kwam naar mijn gevoel geen einde aan en ik vroeg haar of ze nu niet die methode van een brillenzaak konden hanteren, namelijk met zo’n apparaat je ogen meten. Zo gepiept en klaar.

,De oefendag naderde al snel en ik was knap zenuwachtig van tevoren.

Alsof het om diamanten ging, zo voorzichtig ging de dame die met mij moest oefenen om met de lenzen. Voor het linkeroog kreeg ik een hybride lens en voor het rechteroog een zachte.      
Van tevoren moesten we eerst uitgebreid onze handen wassen.
Vervolgens werd het  kleine schatkistje geopend en legde ze de lenzen een voor een in andere bakjes met vloeistof.      
Nadat ze me alles had uitgelegd over het gebruik van de twee vloeistoffen zei ze: ‘Zo, we beginnen met de rechterlens. Uw oog onder de wimpers helemaal omhoog trekken met de wijsvinger en van uw linkerhand en de middelvinger van uw rechterhand. Nu leg ik de lens op de wijsvinger van uw rechterhand en dan recht op uw oog leggen’.        
Nou ja zeg, dat ding wiebelde en danste op mijn wijsvinger dat het een lieve lust was, viel er dan weer vanaf, dan knipperde ik weer met mijn ogen, dan zat het geval weer dubbel en zo ging het ritueel maar steeds opnieuw.

Na eindeloze en ook vruchteloze pogingen, besloot ze me maar eerst het linkeroog te doen en zo gezegd, zo gedaan.

En tjongejonge, wat een ellende, weer ging ik door alle zelfde ervaringen heen als met het rechteroog. Door de inmiddels ook wat ongeduldig wordende vrouw werd het er niet beter op en ik voelde me zodoende het grootste sukkeltje van een klas! Nu heb ik ook nog eens artrose in mijn handen wat de pogingen nu ook niet echt eenvoudiger maakte.  Ik vroeg haar of nog meer mensen er zoveel moeite mee hadden en ze zei ook nog eens doodleuk ‘niet zoveel, hoor’, waardoor ik me nog dommer ging voelen. Na het gevoel dat het me nooit zou lukken, bleek na de zoveelste martelpoging eindelijk die lens er opeens in te zitten, althans, dat riep die mevrouw verheugd: ‘Ja, hij zit, hij zit’. Ik voelde me plotsklaps een wereldwonder en kon maar niet ophouden van mijn verbazing blijk te geven.

‘Nu het rechteroog’, zei ze gauw, natuurlijk dolblij dat het ene eindelijk gelukt was en zij hopelijk niet al te lang meer werd opgehouden door zo’n stuntelaar. Het rechteroog bleek veel moeilijker omdat het om een zachte wiebellens gaat, wat natuurlijk ook veroorzaakt kon worden door mijn zenuwen van die dingen. Het werd weer een lange martelgang, maar uiteindelijk bleek ook die er op een gegeven moment opeens in te zitten. Daarna begon het geklier om die dingen er weer uit te krijgen en ook dat leek nog niet zo eenvoudig. Voor het linkeroog kwam ze maar gauw met een zuigertje op de proppen en ze leerde me dat ding onder de lens te schuiven en die zodoende naar mijn ooghoek te werken. En inderdaad, die was er – ook weer na de zoveelste poging - uit.     
De rechterlens bleek weer heel wat moeilijker, want die moet je met wijsvinger en duim aan de onderkant vastpakken en dat mislukte elke keer.                        
Ze zei dat dat kwam omdat mijn ogen erg diep lagen, nou moe, ook dat nog, nooit eerder gehoord, maar goed, ik moest het ermee doen.     
Na weer veel vruchteloze pogingen lukte het me eindelijk toch de lens eruit te krijgen, die als beloning ook nog eens op de grond viel en die ik voorzichtig moest zoeken en oppakken. Toen die ondingen weer veilig in het schatkistje lagen met weer een andere vloeistof zei ze: ‘U moet natuurlijk niet ’s avonds gaan oefenen, want als u de lenzen er niet uitkrijgt, dan moet u naar de dichtstbijzijnde opticien en die is dan meestal wel genegen u te helpen.’

Ze had beter haar mond kunnen houden, want dat zou me na elke geslaagde poging zo angstig maken, dat ik ze na een paar minuten er alweer probeerde uit te krijgen. Ik moest ze de eerste dag 2 uur inhouden, de tweede dag 4 uur en zo oplopend. Ik kwam uiteindelijk  niet verder dan een uurtje, zo bang was ik die dingen er niet meer uit te krijgen.

Na talloze pogingen thuis lukte het me eindelijk de rechterlens erin te krijgen, maar wat deed dat ding pijn en wat traanden mijn ogen.

Gauw er weer uit met dat ding dat gescheurd in mijn oog had bleken te zitten. Zes lenzen voor een half jaar, nou, ik was erin geslaagd binnen no time een gescheurde lens te creëren en had er nu dus nog maar vijf. Dat ging lekker zo!

Enfin, ik ben er, met de zenuwen in mijn lijf en met de trillende handen als van een stokoude vrouw, acht dagen mee bezig geweest en zag er steeds weer tegenop om dat procedé elke dag te herhalen. Was als de dood dat door mijn geklungel weer een lens zou scheuren, want dan had ik er nog maar vier en ik was nog maar net een week bezig. Dat werd dan tel uit je winst.           
De hybride lens lukte wat beter omdat die hardzacht was en dus wat steviger. Uiteindelijk  ben ik ermee gestopt, want mijn ogen begonnen op een gegeven moment flink te branden en de kwaliteit van die nieuwe lens werd naar mijn idee steeds rampzaliger. Volgens mij stond die ook al op het punt van scheuren. Vraag me niet hoe ik dat voor elkaar kreeg, want ik deed er toch zo voorzichtig mogelijk mee. Nu ben ik  altijd onhandige Jetje geweest, dus daar zal het wel aan gelegen hebben.         

Na vijf dagen moest ik op controle komen met de lenzen erin nota bene. Nou, dat konden ze wel vergeten.  Ik kwam wel op controle, maar zonder lenzen en deelde maar meteen mede, dat ik de hele reutemeteut wel voor gezien hield. Dat klein beetje scherpteverschil, nou, jammer dan. Niks voor mij die ondingen, zal wel aan mijn te diepgelegen ogen hebben gelegen!! 

 

 

 

n.a.v. een opdracht in 250 woorden

 

JUT EN JUL 

 

Ik zag ons in de etalageruit, hij torenhoog boven mij en ik, ik leek zoveel kleiner dan ik toch al was. Mijn god, we waren net Jut en Jul en had hij nu nog een beetje mannelijk figuur, hij was ook nog eens zo slungelig als het zijn kon.
Waarom was me dat verdorie toch niet eerder opgevallen?
Ja, toegegeven, ik had hem alleen zittend op een barkruk meegemaakt en nog niet in volledig postuur. Zat ik me daar mee opgescheept zeg.      
De avond was nog jong en we zouden uit eten gaan in het centrum van Rotterdam. Hoe kwam ik nu toch zo snel mogelijk van deze date af? Wachtend op het metroperron begon ik al meteen vlijtig met het opvoeren van mijn toneelstukje. Ik was opeens zo onlekker, misselijk en brr, ik moest even niet aan eten denken.  Hij toonde zich een en al bezorgdheid en probeerde me wat op te warmen.
Ik vroeg hem of hij het erg vond als ik naar huis zou gaan om mijn bedje op te zoeken, want ik was toch echt niet lekker, hoor.          
Nog voor hij antwoord kon geven, nam ik een run, roepende ‘sorry hè, ik vind het zo erg, maar we zien elkaar nog wel’ en weg was ik.        
De weken daarna heb ik me even niet meer laten zien in dat buurtcafé, bang om hem weer tegen te komen. Na een tijdje waagde ik me er weer, maar gelukkig, ik heb hem nooit meer teruggezien.

 

                                                       ------------------------------------------------

 

 

 

Dopen in inkt                     

(geschreven door Ingrid E. Noppen)

 

 

Je vraagt je steeds vaker af of je misschien op de verkeerde planeet bent terechtgekomen.
Er is altijd die drang in je geweest te willen kijken achter de horizon, want daar moet veel meer zijn dan je ogen kunnen zien, je weet het bijna zeker. Het zal je helaas nooit lukken, maar toch is er steeds weer die hunkering een glimp te kunnen opvangen van die wereld daarachter.
Mensen verstaan jouw taal niet en jij niet de hunne en menigmaal is er dan ook sprake van miscommunicatie door een totaal verkeerd begrijpen van elkaar.
Je bent nooit echt gelukkig geweest op deze planeet en altijd weer doemt dat verlangen op naar … je weet niet eens waar naar!
Geen liefdesrelatie van je heeft ook ooit langer standgehouden dan slechts een jaar, want het kan je zomaar op een dag opeens verstikken en je het gevoel geven nooit meer te kunnen vliegen met die lam geworden vleugels.
Dan … wanneer de relatie is gestrand, is er weer even dat ondergaan van een gelukzalig gevoel van vrijheid, alsof je verlost bent van stalen ketenen.

Heb je het een paar dagen druk gehad met veel mensen om je heen, dan kan je helemaal uit je evenwicht raken en snakken naar rust en stilte, naar alleen zijn met jezelf.
En toch is er altijd weer die eenzaamheid in je die maar nooit verdwijnt.
Je kan in een zaal vol mensen zijn en je toch zo ontzettend alleen en verloren voelen. Het is een verlatenheid, die je zo vroeg in je leven al hebt leren kennen.
Het gevoel nooit gezien of gehoord te worden, gewoon onzichtbaar te zijn..
Was het de scheiding van je ouders die je al zo jong moest meemaken, het steeds weer heen en weer gegooid worden van het ene huis naar het andere en allerlei andere vervelende ervaringen, wat je levenslang dat gevoel zou meegeven?
Feit is, dat je altijd het gevoel hebt er weer vandoor te moeten gaan, dat je altijd maar dat opgejaagde gevoel in je hebt en nergens weet te wortelen.

Inmiddels ben je het weinige dierbare in je leven ook al kwijtgeraakt. Je moeder, je zus, ze waren je zo waardevol, dat je je leven voor ze had willen geven, maar helaas, zelfs dat verzoek werd niet ingewilligd.
Ze stierven na wekenlang te hebben geleden en er was niets wat je kon doen om dat lijden te verlichten. Je kon alleen maar hun hand vasthouden en ze zeggen hoeveel je van ze hield en verder, verder was er alleen maar dat wrede gevoel van onmacht in je. En steeds weer beleef je die enorme machteloosheid, wanneer de herinnering aan hun lijden zich weer aan je opdringt.
Je hebt zoveel zinloos gebeden, alvorens je erachter kwam dat dat verspilde energie was, dat na elk gebed de situatie eigenlijk alleen maar verslechterde. 
Misschien bad je wel helemaal verkeerd, wie zal het zeggen?

Alle drama’s in je leven hebben je wel gemaakt tot een vechter, een overlever en dat had je hard nodig bij alles waar je altijd alleen doorheen hebt moeten gaan. En nu, ook nu vecht je helemaal alleen het zwaarste gevecht van je leven tegen die ziekte, waaraan ook je moeder en zus overleden zijn.
Gedurende hun ziekte had je tenminste elkaar nog, maar nu, nu moet je het helemaal alleen doen en wie houdt dan jóuw hand vast als het straks zo ver is?
Maar ook dat zal je lukken. Je hebt het immers altijd allemaal alleen gedaan en straks, straks zul je zeker de moed vinden die laatste, afsluitende punt achter je eigen leven te zetten.
Ben je bang? Nee, níet meer, nóóit meer, niets kan nog erger zijn dat de verliezen die je al hebt geleden. Misschien zal het ook opluchting zijn te weten dat het voorbij is, dat je niet langer hoeft te vechten, dat je eindelijk rust mag vinden.
Wat het lot was, jouw lot, je zult het volbracht hebben en er klaar mee zijn en je zult misschien eindelijk kunnen kijken wat er daadwerkelijk schuilt achter de horizon.

Tot dan is er gelukkig je pen, die steeds weer jouw toevluchtsoord is en waarmee je een andere wereld kan realiseren, ver van hier.
Het moet de roep van je ziel zijn  die je steeds weer doet schrijven, alhoewel het je vaak ook kan uitputten, juist omdat je uit een intense beleving schrijft.
Maar die pen is altijd weer je redding gebleken.

 

                                                           --------------------------------------